vrijdag 3 september 2021

Dag 12 – donderdag 2 september: Llauro

 

Een onbestemd geluid gisteravond. Liep er iets bij de tent? Geen mensen in elk geval. Ik scheen met mijn zaklamp in de rondte. Niets. Toch waren we alert. Muriël had ons gewezen op de everzwijnen die hier regelmatig rondscharrelen, en het laatste waar ik zin in had was een ontmoeting met zo’n zwaargewicht. Obelix was nergens te bekennen, die zat natuurlijk ergens in Gallië, dus die konden we ook niet om hulp vragen. Na een tijdje hoorden we niets meer, gevaar afgewend! Hoewel, gevaar…waarschijnlijk was het een muis.

Onze wandelschoenen staan klaar in de auto, net als de dagrugzakjes. We hebben ze altijd bij ons maar meestal vinden we het te warm om te lopen. Nu is het eindelijk fantastisch wandelweer, niet te warm en niet te koud. Maar, we hebben geen zin! Dit is een ontzettend lekkere luiervakantie. We lezen wat, maken een tochtje met de auto, bezoeken eens een stadje of een marktje. Zondag vertrekken we naar een ander gebied, in de Cevennen. Misschien bedenken we ons dan.

We zetten koers naar alweer een oud vestingstadje: Villefranche de Conflent. Het dateert van 1092 maar is sindsdien vele malen versterkt en aangepast. Ook hier waren we al eens eerder geweest maar toen was het bloedheet dus we wilden graag in de herkansing. Onderweg zouden we stoppen voor nog een bakje koffie. In het plaatsje Marquixanes (de schrijfwijze is Catalaans, we zitten hier in Catalaans grondgebied) zag ik in een flits iets wat daarvoor geschikt leek, naast het station. Bij binnenkomst bleek het overdekte terras vol te zitten met werklui die zich te goed deden aan een stevige maaltijd. Nu zijn wij niet van die grote eters, maar op het menu op het krijtbord stond ook ‘morue’, oftewel stokvis. En dat vinden we heerlijk! Dus schoven ook wij maar aan. Voor €16,50 drie gangen, en het was echt erg lekker. We kregen naast voor- en nagerecht een enorme moot vis uit de oven. Nu hoefden we ook geen boodschappen meer te doen, heel fijn!

In Villefranche liepen we een rondje maar eigenlijk viel het wat tegen vergeleken met Castelnou waar we eerder deze week waren. Dat is weliswaar kleiner maar heeft net wat meer leuke straatjes. Hier was het één hoofdstraat en  twee parallelstraatjes en dat was dat. Plus natuurlijk de alom aanwezige souvenirwinkels. Bij één van die winkels werd onze aandacht getrokken door de vloerkleden uit Nijar in Andalusië, die daar van dikke repen katoen geweven worden. Ooit kochten we daar ter plekke zo’n kleed, dat we vervolgens met enige moeite in het vliegtuig meekregen. Ze zijn heel kleurig en onverwoestbaar. Na een uurtje hadden we het wel gezien. We reden net weer richting tent toen er een melding verscheen op het display in de auto: kofferbakklep niet goed dicht! Shit. En we konden nergens stoppen. Een paar honderd meter verder lukte het de auto aan de kant te zetten. Bleek dat de klep helemaal omhoog stond! Er was gelukkig helemaal niets uitgevallen, wat best een wonder mocht heten. Pfff…

Op de terugweg stopten we in Prades. Gijs had ons gezegd dat we daar misschien wél kaas konden krijgen. Dat het in de omgeving van Llauro niet lukt komt omdat er simpelweg niets groeit waar dieren van kunnen grazen. Je ziet inderdaad niets van koeien, schapen of geiten hier. Druiven dan wel weer in overvloed, maar ja daar wordt iets anders van gemaakt. Prades lijkt op de kaart wel een aardige stad. Nou, nee dus. Echt helemaal niks. Een pleintje met één terras dat open was, verder weer banken en makelaarskantoren. Zo ontzettend sfeerloos allemaal. En we waren er om vier uur, dan is alles normaal gesproken wel weer aardig in bedrijf na de middagpauze. Maar nee. Eigenlijk zijn alleen de echt grotere steden leuk om te bezoeken. Jammer. In onze herinnering was dat vroeger anders, dat klopt ook wel natuurlijk. De leegloop van het platteland is al decennia aan de gang en zelfs de bar die in elk dorp een centrale plaats innam is lang niet meer overal aanwezig. Doe daar nog een paar kilootjes corona bij en de laatste levendigheid wordt er wel uitgeblazen. Overigens wordt in Prades wel het jaarlijkse festival Pablo Casals georganiseerd, in 1950 opgericht door de vermaarde Catalaanse cellist hemzelf. Dan zal het stadje weer even tot bloei komen.

We vonden bij ook alweer een kleine Spar toch nog twee stukjes kaas van min of meer regionale komaf.  Samen met een glaasje witte wijn vormde dat ons avondmaal. Méér dan voldoende na de maaltijd van vanmiddag. We hielden onze ogen en oren goed open, wie weet konden we dan morgen een everzwijn roosteren op een vuurtje. Wat een mooi vooruitzicht (not)!

Toegangspoort Villefranche sur Conflent


Prades
  


Naast de Franse en de Europese de Catalaanse vlag

Toch nog een pluspuntje in Prades: deze schitterende trompe l'oeil


1 opmerking:

  1. Ha, ha! Zeer herkenbaar die geluiden buiten de tent. Ik kan me herinneren, dat we in Canada nauwelijks meer de tent uit durfden, omdat we dachten buiten een beer tegen te komen. Waarschijnlijk was het echter gewoon een nieuwsgierig eekhoorntje of muisje. Op de camping bij de Grampians in Australië was "het gevaar" wel reëel, want daar struikelde je haast over de kangoeroes heen, als je 's nachts naar de wc moest.

    BeantwoordenVerwijderen