Dag 1 – zondag 22 augustus
De verwachtingen waren hooggespannen. Vandaag zouden we
vertrekken naar een hotelletje in het noorden van Frankrijk waar we in 1978
voor het eerst logeerden. Een paar weken geleden hadden we er naar gezocht op
internet en tot onze verrassing bleek het er nog steeds te zijn. Niet alleen
het hotel zelf, met dezelfde naam, maar ook gerund door dezelfde familie die
het indertijd bestierde. En aangezien het op goede rij-afstand van Groningen
lag was de keus gauw gemaakt: hier zouden we de eerste nacht gaan doorbrengen.
Om 9.45 reden we weg. Onderweg zetten de wolken regelmatig de sluizen even goed open zodat we soms echt de pas even in moesten houden, maar verder verliep de reis voorspoedig. Bij Luik namen we de ‘oude’ weg, door de stad, waar we zo heel vlot doorheen reden. Onderweg werden we nog even teruggeslingerd in de tijd doordat er een heuse eend, je weet wel, met vier wielen en linnen dakje, voor ons reed. Heel lang geleden, echt héél erg lang, gingen we ook kamperen met een eend. Die moesten we altijd op een heuveltje parkeren, want anders moest je hem aanduwen. Dat waren nog eens tijden!
Toen we de snelweg verlieten voor het laatste traject
slingerden we door kleine dorpjes die ons ongemerkt van België in Frankrijk
brachten. In een van die dorpjes stuiten we op een niet te omzeilen barrière.
Geen doorkomen aan. En nu? Goede raad was duur. Wat was het probleem? Er stond
een klein hondje, formaat kat, midden op de weg. Het maakte geen enkele
aanstalten om ook maar een centimeter op te schuiven, ondanks eerst zacht en
allengs harder getoeter van onze kant. Gelukkig werden wij (en het hondje!)
gered door een boer die hoofdschuddend het object van verstoring naar de kant
dirigeerde. Het beest bleek doof te zijn…
Om half zes reden we Aubréville binnen. We wisten nog dat er
een stationnetje was en dat was het eerste waar we tegenaan reden. We zetten de
auto stil, midden op de weg, zodat ik even een foto kon maken. Er was verder
toch niemand. Ik stapte uit, om bijna meteen tegen de passerende auto van de
gendarmerie op te botsen. Ze zagen wat ik aan het doen was, knikten vriendelijk
en vervolgden hun weg. Merci!
![]() |
Het station, of wat ervan over was |
Hotel du Commerce lag er nog precies zo bij als we in gedachten hadden. We werden vriendelijk ontvangen en na het scannen van onze covid QR-code konden we onze spullen naar de kamer brengen. Heel simpel maar adequaat ingericht. Het enige verschil met vroeger was dat nu alle kamers van eigen sanitair voorzien zijn. Allemaal wel enigszins gedateerd inmiddels maar daar is de prijs ook naar. We namen een drankje op het terras en werden opeens in het Nederlands aangesproken door de eigenaresse, die ook uit Nederland bleek te komen. Zij had het hotel al in 1991 met haar man, Laurent Labrosse, overgenomen van haar schoonouders. Die om de hoek bleken te wonen en ook nog even langskwamen. Dik in de negentig inmiddels, maar nog fit en actief.
Op het terras zat een wat oudere dame te borduren. Ik vroeg wat ze aan het maken was,
en ze vertelde dat ze een ‘schilderijtje’ afmaakte waar haar kleindochter een
tijdje geleden aan begonnen was. Maar die had er geen zin meer in en had het
ding in een hoek gegooid. Vijftien jaar. Tja, pubers hé. Ik herkende het wel,
er was een tijd dat de meisjes op de middelbare school automatisch handwerken
kregen terwijl de jongens mochten zagen en timmeren. Vréselijk vond ik het,
maar vooral ook verschrikkelijk oneerlijk.
Wat ook niet veranderd was in het hotel, naast de
vloerbedekking, de toog in het café, de lampen en de gemoedelijke sfeer, was de
eetzaal. De tafeltjes stonden allemaal nog op dezelfde plek, alleen de stoelen
waren vernieuwd. Het menu, handgeschreven, kende twee varianten: € 16 of €23.
Nou, we kozen natuurlijk voor die laatste. Want het eten was hier vroeger (oma
vertelt, sorry) al ontzettend goed en gezien de gerechten op de kaart hadden we
geen reden eraan te twijfelen dat dat nu anders zou zijn. En, verrassend, dat
klopte! De eerste gang kregen we extra, een kom stevige groene soep die
uitstekend smaakte maar eigenlijk ook al aardig vullend was. Het leek ons een
mooie manier van restverwerking van de groenten van de dag ervoor. Daarna
kwamen nog vier gangen, allemaal even lekker en verzorgd. De zelfgemaakte terrine
(paté), tja, Franser kon het niet. Bert had een paté Lorrain, zoek dat maar
eens op. Daarna entrecôte met groenten uit de oven. Het vlees was supermals, dat
is altijd afwachten. Toen de kaasplank waarbij alle kaasjes van Albert Heijn
volledig in het niet vallen, en tot slot een bordje met sauce Anglaise waarin
drie goddelijk lekkere stukjes taart dreven. Nu wil ik niet overdrijven, maar het
was de eerste keer dat ik de behoefte had de zwaartekracht te tarten en naar
boven te rollen, de trap op. Allemachtig.
![]() |
Rechts achter het hotel, het bruine gebouw. Foto hieronder: de gang met dezelfde vloerbedekking als 43 jaar geleden. Tenminste, dat denken we 😁 |
Wat leuk, dat jullie hotelletje nog steeds bestaat en ook nog net zo leuk is als toen. Bij het lezen van jullie verhaal kreeg ik inderdaad zin om dit hotel ook een keer als overnachtingsplek op weg naar het zuiden te gebruiken. Alleen jammer, dat ze volgend jaar al dichtgaan, want nu gaat ons dat waarschijnlijk niet meer lukken.
BeantwoordenVerwijderenMisschien valt het mee: ze willen, als het tenminste allemaal lukt en de financiële situatie het toelaat, op 31 december 2022 stoppen. Dus je hebt nog even! Gewoon de site in de gaten houden.
BeantwoordenVerwijderenDat gaan we zeker doen!
Verwijderen